Nu heb ik het geluk, of eigenlijk is het mijn eigen ‘verdienste’, dat ik dit stuk op 1 januari schrijf. Alle schrijvers (van echt de hele wereld) weten namelijk dat op 1 januari maar over twee dingen geschreven mogen worden: over goede voornemens en over hoe belachelijk goede voornemens wel niet zijn.
Zo braakt bijna iedere zelfverklaarde schrijver rond deze tijd een über-optimistische en quasi-poëtische verhandeling de wijde wereld in, over talloze kansen die in het ‘nieuwe jaar’ overal en nergens en her en der voor het oprapen zouden liggen. Terwijl de rest van de literaire koekenbakkers denkt origineel uit de hoek te kunnen komen, door juist dit soort teksten af te kraken. Maar in plaats van een waardig initiatief te bieden, niet verder komen dan een aaneenschakeling van woorden op papier. Je zou het misschien niet zeggen, maar ik houd niet zo van schrijvers.
Maar ik houd wel van schrijven. Onder andere omdat schrijven één van de weinige bezigheden is, waarvoor geen regels, maar enkel richtlijnen bestaan. En laat ‘moeite met autoriteit’ nou net een bijwerking zijn van de medicijnen, die ik in verband met mijn psychische aandoening verplicht ben te slikken. Aldus heb ik zojuist nogal wat natuurwetten aan mijn Lanvin’s gelapt: ik heb bijvoorbeeld zonder relevante inspiratie een stuk kunnen schrijven dat niet eens in de buurt komt van hetgeen schrijvers worden geacht te doen in deze periode, sterker nog, ik heb mijn meest onzinnige gedachten (van vandaag) op papier gezet en ga die nu naar de redactie sturen.. en o ja! Ik heb iets gegeten met m’n linkerhand, maar dat komt eigenlijk doordat ik mijn rechter pols verstuikt heb in een gevecht (op leven en dood) met mijn minderjarige nichtje laatst. Je zou haar moeten zien.
De conclusie van bovenstaande aaneenschakeling van woorden op papier? Dit is het risico dat je loopt als je ondergetekende vraagt om voor je te schrijven. I'm an outlaw baby.
Gelukkig nieuwjaar.